top of page

Willem Brinkman

Gedreven en veelzijdig kunstschilder, keramist,
kunstverzamelaar en kunsthandelaar

Willem Brinkman in zijn atelier
Zelfportret

Brinkmans œuvre kent een breed scala aan stijlen. In zijn beginperiode tast hij verschillende stijlen af, van figuratief en impressionistisch werk tot het surrealisme. Later, in de jaren zestig, laat hij zich inspireren door de abstracte schilderkunst. In de laatste periode van zijn leven van 1970 tot begin 1983 komt het surrealisme van zijn beginperiode weer terug maar nu verbonden met de tijd waarin hij leeft. Zijn werkelijkheid, levenservaring en poëtische inslag vinden nieuwe vormen en zeggingskracht. 

Willem Brinkman wordt geboren op 11 augustus 1911 in Vlaardingen. Vader en grootvader Brinkman waren huisschilder, maar uit een notitie over zijn jonge jaren blijkt dat zijn vader aanvankelijk een opleiding tot kunstschilder volgde. Hij beschrijft daarin dat zijn vader op zondagmorgen een doekje met punaises op de deur vastmaakte en begon te schilderen. ‘Hoe hij achteruitlopend met geknepen ogen naar het doekje keek en mijn moeder dan zuchtend zei: schiet het al op Willem. ’t Is maar dat je de boel kunt opruimen als er soms iemand komt.’ Er kwam nooit iemand, maar het maakte mijn moeder onzeker, dat stille gedoe over zo’n lapje. Het haalde niks uit en het kostte nog geld ook. Hetgeen mijn vader eens deed verzuchten: ‘Vaarwel o schone kunst, gij geeft mij niet te vreten, ’k word schildersbaas, ’k verf huizen en secreten’. 

Brinkmans opleiding begint met de lagere school in de Nieuwe Kerkstraat en vervolgens de Mulo. Al snel komen zijn kunstzinnige aanleg en interesse naar boven. Zijn vader brengt hem op vijftienjarige leeftijd in contact met de veelzijdige kunstenaar Jaap Gidding (1887-1955), tekenaar, glas- en decoratieschilder, keramist, sieraad- en interieurontwerper. Deze zal van grote invloed zijn op Brinkmans latere ontwikkeling als kunstenaar. Hij weet het nu zeker: hij wil beeldend kunstenaar worden. Maar van zijn vader moet hij eerst een vak leren en gaat hij naar de Ambachtsschool waar hij vooral het werken met verf en het samenstellen daarvan onder de knie krijgt.

Zijn dienstplicht vervult hij bij het regiment der Grenadiers in 1931 en wordt hij de daaropvolgende jaren nog twee keer opgeroepen. Ondanks deze vaderlandse verplichtingen volgt hij in de avonduren de Rotterdamse Academie voor Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen. Om de kosten van deze studie mogelijk te maken werkt hij in het atelier van Jaap Gidding. Hij ontmoet daar andere kunstenaars, zoals Wassily Kandinsky (op reis door Nederland) en architecten als Gerrit Rietveld en Jacobus Oud. Als afsluiting van zijn studie wordt hij onderscheiden met een Bronzen Medaille en een Koninklijke subsidie van 150 gulden, een aanzienlijk bedrag voor die tijd!

Begiftigd met een artistiek talent en gretige nieuwsgierigheid bouwt hij zijn bestaan als kunstenaar op. Hij huurt een atelier in Vlaardingen boven de Van Kampenschool op de Liesveldschelaan en al snel vinden de tentoonstelling plaats. In 1936 schrijven critici o.a. over ‘een gevaarlijke verscheidenheid van onderwerp, de schoonheid van bewerking en expressie, heftig en bewogen, gewaagd maar niet onbeheerst en bovenal een opmerkelijk debuut’.

Na zijn succes met de eerste tentoonstellingen vertrekt hij met de 150 gulden prijzengeld op zak naar Parijs, hèt centrum van de kunsten. Helaas is het bedrag absoluut onvoldoende om er in Parijs van te leven. Maar dankzij de opdracht van Jaap Gidding om in Parijs een bijdrage te leveren aan de beschildering van het plafond van de Indische Tempel in het Nederlands Paviljoen op de Wereldtentoonstelling in 1937 kan hij het financieel nog zeven maanden uit houden en zelfs nog enige weken in Bretagne, waar hij gaat schilderen voor hij terugkeert naar Vlaardingen. 

Willem Brinkman houdt erg van het landschap rond de Vlaardingervaart, de vlietlanden, de uitgestrektheid, de wolken en het water. Hij zeilt er veel in zijn Rennjol. Op een dag komt hij weer langs de vervallen boerderij uit de zeventiende eeuw, waar hij sinds lang een oogje op heeft en besluit deze te kopen. Ondanks de woorden van de boer: ‘Man wat heb je aan dit kavalje, het zakt bekant in mekaar’ Hij begint aan de restauratie in 1939 en beetje bij beetje wordt de boerderij in haar glorie hersteld. 

De tweede wereldoorlog betekent ook voor hem een breuk in zijn leven en zijn artistieke ambities. Op 29 augustus 1939 wordt Willem Brinkman opgeroepen als soldaat. Na de capitulatie op 14 mei 1940 weet hij met een groepje soldaten aan internering in Duitsland te ontkomen en duikt een jaar onder in Rosmalen op het landgoed Duinse Hoeve. Als de situatie enigszins veilig is gaat hij in zijn afgelegen boerderij in Schipluiden wonen, langs de Vlaardingervaart en de vlietlanden. In 1941 trouwt hij met Hetty van Belkum, zittend op de bagagedrager van zijn fiets brengt hij haar naar het stadhuis om de plechtigheid te laten voltrekken. De komende 10 jaar is Hetty zijn muze en de moeder van zijn dochters. In de oorlog hebben Willem en Hetty bijna voortdurend onderduikers in hun boerderij, onder wie Amerikaanse piloten die ze uit de Vlietlanden hebben gered. De schrik is daarom groot wanneer er onverwachts een Duitse mitrailleurstelling dicht bij hun boerderij wordt geplaatst. Moedig en voor de duvel niet bang en ook met een grote dosis geluk doorstaan ze deze periode. Later zal Brinkman voor hun verzetsdaden twee oorkonden ontvangen, van respectievelijk Eisenhower en Montgomery voor het redden van neergeschoten piloten. Hij schrijft een uitgebreid verslag over deze periode voor de Stichting 1940-1945. Na de oorlog is er geen droog brood meer te verdienen met zijn schilderijen. Hoewel schilderen zijn grote passie is vult Brinkman zijn inkomsten aan met de Pottenbakkerij De Spin die hij in 1949 opstart aan ’t Hoofd in Vlaardingen. Hij richt zich op het maken van kunstvoorwerpen maar ziet al snel dat hij het commerciëler moet aanpakken. Hij krijgt een lucratieve opdracht van de Schiedamse Stokerij Rijnbende. De zaken gaan goed maar op een ochtend drijft er duizend liter likeur op de vloer! 

Uit onderzoek van TNO blijkt dat de bliksem in de klei is geslagen waardoor de samenstelling van de klei is veranderd met gevolg dat de grote partij likeurkruikjes is gaan lekken. Brinkman betaalt de schade maar de Spin gaat eraan failliet.

Brinkman zet de tering naar de nering en wordt adviseur in de kunstzaal J. J. Mettes & Co aan het Noordeinde in Den Haag. In deze periode ontmoet hij H. P. Bremmer eveneens schilder maar ook verzamelaar, kunsthandelaar en adviseur van de schatrijke kunstverzamelaarster Hélène Kröller-Müller. Brinkman en Bremmer raken bevriend en door de jaren heen ontwikkelt Brinkman zich, mede dankzij Bremmer, tot een gerenommeerde kunsthandelaar met een brede klantenkring, waaronder musea en collega-handelaren. Hij reist voor de handel ook vaak naar Parijs en hij weet zelfs de hand te leggen op tekeningen, aquarellen en een schilderij van Van Gogh. De prijzen hiervoor waren, zeker voor nu, extreem laag te noemen.

Zijn persoonlijk leven verandert ingrijpend na zijn pijnlijke echtscheiding in 1955. Zijn twee dochters blijven bij hem. Dit alles raakt hem diep. Hij zal in de jaren vijftig geen schilderwerk naar buiten brengen. Hij beperkt zich niet alleen tot de kunsthandel, hij laat ook van zich horen als een natuurbeschermer avant la lettre gewapend met een vaardige pen. Onderwerpen als de oprukkende stadsuitbreiding die de historische architectuur bedreigt, luidruchtige reclames maar hij schrijft ook gedichten en verhalen over vissers en de zee.

In de jaren zestig, wanneer de prijzen van de beeldende kunst beginnen te exploderen, stopt Willem Brinkman met de actieve kunsthandel. Hij heeft voldoende verdiend om het een tijdje uit te zingen, en richt zich weer volledig op het schilderen. Hij onderzoekt de abstracte schilderkunst. ‘In alle stijlen gaat het er om het zichtbare te verruimen’ zegt hij er zelf over. Hij is bevriend met schilders van de Nieuwe Haagse School als Herman Berserik, Willem Hussem en Willem Minderman. 

Aan zijn werk worden vele tentoonstelling gewijd en hij krijgt lovende kritieken. Er wordt veel geschreven over de spanning tussen het figuratieve en het abstracte in zijn werk en hoe die stijlen verweven raken, telkens op een andere manier en met een individueel palet, verrassend en veelzijdig. Zo schrijft kunstcriticus Charles Wentinck in 1962 over de expositie die plaatsvindt in de prominente Galerie Hielscher in Munchen. ‘Zacht kondigt zich het thema nog aan, het landschap, de zee, een of andere haven - maar daaroverheen wordt de sluier van herinnering geweven, stof die nauwelijks tastbaar is: een zeer Hollandse manier van kijken, een welhaast weemoedige verinnerlijking. Zacht is de blik van hem die deze wereld zag. Zacht, maar zonder ooit week te worden, koel zonder ooit koud te zijn, bezonnen zonder ooit berekenend te zijn’.

Brinkman houdt van reizen en laat zich inspireren door verschillende landschappen. In Ierland maakt hij gouaches. Veelal abstract, hoewel de zee of een landschap herkenbaar blijven. Ook in Spanje werkt hij regelmatig, met een voorkeur voor het vissersleven. Hij maakt een grote reis naar Amerika en Canada, waar hij veel van zijn werk verkoopt.

Frankrijk heeft echter zijn hart gestolen. Hij is daar regelmatig, ook omdat hij daar vrienden heeft, onder wie Wim Oepts. In Alpes de Haute Provence vindt hij in Mane een vervallen boerderij uit de elfde eeuw in een prachtig gelegen landschap. Hij koopt de boerderij in 1972 en laat hem restaureren. Het complex is groot genoeg om in een van de bijgebouwen een atelier te realiseren.

De landschappen uit deze periode doen denken aan zijn vroege werk, een periode die hem na aan het hart ligt. De kleurijke droomwerelden geven nu een andere kijk op de werkelijkheid verbonden met de tijd waarin hij leeft. Hier geeft hij zijn ziel en zaligheid aan tot de laatste dag van zijn leven.

bottom of page